zondag 24 september 2017

Gentiaanblauwtje (Maculinea alcon)



Deze vlinder zet haar eitjes (ongeveer 7 waarvan er maar 3 het 4e rupsenstadium halen) af op de kelkblaadjes van het gentiaanklokje. Als de mini rupsjes uit het eitje komen dringen ze meteen de bloemknop in om zich binnenin van het vruchtbeginsel te voeden. Na een dag of tien vreten de rupsen zich weer een weg naar buiten en laten zich op de grond vallen. 

De rupsen lokken 2 soorten mieren naar zich toe (bossteekmier en ruwknoopmier) door een lekker geurtje af te scheiden dat het zelfde ruikt als een mierenlarve. De rupsen worden dan meegedragen naar het mierennest om daar in de mierenkraamkamer verder verzorgd te worden door de werksters.  Ze worden goed gevoed en kunnen zodoende onder de grond de winter overleven. 

In augustus gaan de rupsen zich in het mierennest verpoppen. Er komen vlinders uit de pop.  Nu moeten ze maken dat ze wegkomen. Want de mieren hebben het bedrog door en gaan ze aanvallen. Maar ook daarvoor hebben ze een tuc: doordat hun achterlijf  vol zit met schubben komen de bek en de poten van de mieren vol te zitten. En zo kunnen de vlinders door de mierengangen naar buiten komen, hun vrijheid tegenmoet.

Elk gentiaanblauwtje dat in juli/augustus over de hei fladdert heeft dus een groot deel van zijn levenscyclus in een mierennest onder de grond geleefd. Wat is de natuur toch wonderbaarlijk.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten