Deze vlinder zet haar eitjes (ongeveer 7 waarvan er maar 3
het 4e rupsenstadium halen) af op de kelkblaadjes van het
gentiaanklokje. Als de mini rupsjes uit het eitje komen dringen ze meteen de bloemknop
in om zich binnenin van het vruchtbeginsel te voeden. Na een dag of tien vreten
de rupsen zich weer een weg naar buiten en laten zich op de grond vallen.
De
rupsen lokken 2 soorten mieren naar zich toe (bossteekmier en ruwknoopmier)
door een lekker geurtje af te scheiden dat het zelfde ruikt als een
mierenlarve. De rupsen worden dan meegedragen naar het mierennest om daar in de
mierenkraamkamer verder verzorgd te worden door de werksters. Ze worden goed gevoed en kunnen zodoende onder
de grond de winter overleven.
In augustus gaan de rupsen zich in het mierennest
verpoppen. Er komen vlinders uit de pop.
Nu moeten ze maken dat ze wegkomen. Want de mieren hebben het bedrog
door en gaan ze aanvallen. Maar ook daarvoor hebben ze een tuc: doordat hun
achterlijf vol zit met schubben komen de
bek en de poten van de mieren vol te zitten. En zo kunnen de vlinders door de
mierengangen naar buiten komen, hun vrijheid tegenmoet.
Elk gentiaanblauwtje dat in juli/augustus over de hei
fladdert heeft dus een groot deel van zijn levenscyclus in een mierennest
onder de grond geleefd. Wat is de natuur toch wonderbaarlijk.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten